Permanente beschikbaarheid van elektriciteit is geen zekerheid meer. Dit maakt het onderwerp industriële flexibiliteit, het tijdelijk op- en afschalen van de productie, uiterst actueel. Vooral een voorspeld tekort van 9 GW aan elektriciteit gedurende gemiddeld 500 uur per jaar in 2030, betekent een grote uitdaging. Dit zorgt ervoor dat industriële flexibiliteit geen bonus is, maar noodzaak. En voor veel industriebedrijven vergen elektrificatie en flexibilisering een fundamentele aanpassing van hun manier van werken.
In 2050 moet Nederland volledig klimaatneutraal zijn. Voor de industrie komt deze energietransitie vooral neer op een elektrificatieslag. Die elektriciteit zal zoor het overgrote deel van de variabele bronnen zon en wind komen. Flexibiliseren van de vraag is een belangrijk antwoord op dit variabele aanbod. Het einde van een vanzelfsprekend energie-aanbod introduceert een nieuwe realiteit. Hoe kunnen we daar in de praktijk mee omgaan? TKI Energie en Industrie publiceert een eerste whitepaper over dit onderwerp: ‘Industriële flex: de complexe opgave van de flex’. Het whitepaper inventariseert de mogelijkheden voor flexibilisering, doet daarbij observaties, trekt conclusies en komt met aanbevelingen.
Workshops en praktijkcases
Als basis voor de inhoud van het whitepaper dienen vier workshops. Daarin ontmoetten partijen uit de procesindustrie en de energiemarkt elkaar. Naast aanpak en vraagstelling kwamen er ook praktische cases aan bod van Avebe, Nyrstar, Nobian, Air Liquide, Tata Steel, TU Delft, Cosun, de papierindustrie, Chemelot en Shell. De inventarisatie hiervan vormde de aanleiding voor het vaststellen van de rationale voor industriële flexibilisering en conclusies daarover.
Op korte termijn 20 tot 80 procent flexibiliteit
Bedrijven met bijvoorbeeld electrolysers of luchtseparatie centraal in hun proces zijn grootverbruikers van elektriciteit. Ze kunnen vaak op korte termijn tussen 20-80% flexibiliteit leveren. In al deze situaties levert het inbouwen van een buffer, gecombineerd met overdimensionering in het primaire proces, een flinke 'batterijcapaciteit'. Alle bedrijven met hoge flexpercentages hebben al praktijktoepassingen. Daarnaast kunnen combinaties van (bio) WKK-installaties, e-boilers, eigen opwekking, productie-overcapaciteit en buffering tot honderd procent flexibiliteit leiden.
Meerdere technieken combineren
Bedrijven in de middencategorie moeten meerdere technieken combineren om tot een substantieel percentage flex te komen. Dat maakt het niet makkelijk om bij de vele onzekere parameters duidelijk favoriete keuzes te onderscheiden. Bovendien blijven mogelijkheden tot reductie – die er vaak ook zijn – prevaleren boven mogelijkheden tot flexibiliseren.
De grote (petro)chemische complexen, geïntegreerd ontworpen op een stabiel verbruik van fossiele brandstoffen, hebben in hun huidige opzet een gering flexvermogen. Een toekomstig, hernieuwbaar energiesysteem op basis van zon en wind vraagt grootschalige ombouw van het productieproces.
Kwantificering mogelijk?
De inventarisatie maakt duidelijk, dat er op dit moment al veel industriële flexibiliteit mogelijk is. Verschillende bedrijven hebben operationele flexcases of staan op het punt deze te starten. Bij de bedrijven die cases overwegen, gaat het om bewezen technologieën die relatief snel kunnen worden ingevoerd. Bij de investering in nieuwe kapitaalgoederen zal vrijwel elke procesindustrie vanaf nu rekening houden met de mogelijkheid van industriële flexibiliteit.
In een greenfield-situatie zal er over het algemeen een hoger percentage flexibiliteit mogelijk zijn, maar ook in bestaande situaties is er soms met meer of minder geringe aanpassingen veel mogelijk. Uit de zeer uiteenlopende cases is verder moeilijk een algemene conclusie te trekken over – of cijfer te verbinden aan – het flexpotentieel' binnen de procesindustrie.
𝘋𝘪𝘵 𝘸𝘩𝘪𝘵𝘦𝘱𝘢𝘱𝘦𝘳 𝘪𝘴 𝘦𝘦𝘯 𝘪𝘯𝘪𝘵𝘪𝘢𝘵𝘪𝘦𝘧 𝘷𝘢𝘯 𝘥𝘦 𝘸𝘦𝘳𝘬𝘨𝘳𝘰𝘦𝘱 𝘗𝘰𝘸𝘦𝘳-𝘵𝘰-𝘐𝘯𝘥𝘶𝘴𝘵𝘳𝘺, 𝘣𝘦𝘴𝘵𝘢𝘢𝘯𝘥𝘦 𝘶𝘪𝘵 𝘷𝘦𝘳𝘵𝘦𝘨𝘦𝘯𝘸𝘰𝘰𝘳𝘥𝘪𝘨𝘦𝘳𝘴 𝘷𝘢𝘯 𝘯𝘦𝘵𝘣𝘦𝘩𝘦𝘦𝘳𝘥𝘦𝘳𝘴, 𝘪𝘯𝘥𝘶𝘴𝘵𝘳𝘪𝘦𝘱𝘢𝘳𝘵𝘪𝘫𝘦𝘯, 𝘦𝘯𝘦𝘳𝘨𝘪𝘦𝘣𝘦𝘥𝘳𝘪𝘫𝘷𝘦𝘯, 𝘮𝘪𝘭𝘪𝘦𝘶𝘰𝘳𝘨𝘢𝘯𝘪𝘴𝘢𝘵𝘪𝘦𝘴 𝘦𝘯 𝘬𝘦𝘯𝘯𝘪𝘴𝘰𝘳𝘨𝘢𝘯𝘪𝘴𝘢𝘵𝘪𝘦𝘴.