De Nederlandse industrie draait van oudsher op grote hoeveelheden fossiele energie. En dan met name aardgas. Maar om de Klimaatdoelen te halen en de industriële uitstoot drastisch te verlagen, moet het roer razendsnel om. Elektrificatie is daarbij een onmisbaar instrument. Sterker nog: elektrificatie zal ten minste 60 procent van de toekomstige energievraag van de industrie invullen. De grote vraag is: hoe zetten we zo’n enorme transitie in gang en tackelen we de uitdagingen die ermee gepaard gaan?
De Routekaart Elektrificatie werd in het leven geroepen om daar antwoord op te geven. In het document wordt de elektrificatie-opgave in detail uiteengezet en worden de meest kansrijke routes richting 2030 én 2050 geschetst. Het document werd in opdracht van de werkgroep Power-to-Industry ontwikkeld door TKI Energie en Industrie, DNV, TNO en een schare aan andere (kennis)partners.
Elektrificatie: een ‘need to have’
De opgave en verduurzamingsroutes in een notendop: de industriële elektriciteitsvraag bedraagt in 2050 waarschijnlijk tussen de 80 en 130 terawattuur (TWh) en wordt daarmee drie tot vier keer hoger dan nu. Daardoor moet er tot en met 2030 ten minste 10 gigawatt aan windenergie op zee bijkomen om de industriële elektriciteitsvraag te dekken. In 2050 is er zelfs 26 tot 46 gigawatt aan offshore capaciteit nodig voor de industrie. Ondertussen moet het aantal zonnepanelen in Nederland gestaag blijven stijgen en moeten industriële spelers aan de vraagkant investeren in e-boilers, warmtepompen, elektrische aandrijvingen en andere innovaties die bijdragen aan elektrificatie. Daarnaast moet het Nederlandse elektriciteitsnet óók voorbereid worden op de toekomst.
Eveline Otten, voorzitter van de Power-to-Industry werkgroep: “Elektrificatie is een need to have voor de industriesector, geen nice to have. Alternatieve manieren om schoorsteenemissies te reduceren zoals energiebesparing en CCS zijn ook belangrijk, maar zonder grootschalige elektrificatie gaan we de klimaatdoelen voor de industriesector simpelweg niet halen.”
Systeemverandering
Uiterst belangrijk dus, maar elektrificatie van de industrie is helaas verre van gemakkelijk. “Het is een systeemverandering, waar de gehele energieketen tegelijkertijd naartoe moet bewegen”, schetst Marc Londo, inhoudelijk directeur van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE). “Vraag, infrastructuur én aanbod.”
De Routekaart Elektrificatie deed in 2021 meerdere aanbevelingen om daar de aankomende decennia vorm aan te geven. Zo kaartte het document het belang van heldere beleidsdoelen en een programmatische aanpak aan. Net als een versnelde opschaling van de transportinfrastructuur, duurzame energieopwekking en oplossingen op het gebied van flexibiliteit.
Successen geboekt
De routekaart biedt daarnaast meerdere handvatten om daar direct mee aan de slag te gaan, zowel voor de industrie- en energiesector als overheden. Gebeurt dat al? Ja en nee, zegt Otten: “Er zijn zeker successen te vieren. De invoering van de zogenoemde ‘hekjes’ in de nieuwe aanvraagronde van de SDE++ (die technologieën op het gebied van warmte meer kans geven) is bijvoorbeeld een mooi voorbeeld van het stimuleren van elektrificatie. De rijksoverheid heeft onze aanbevelingen voor wind op zee daarnaast één op één overgenomen en op dat gebied zijn ook forse slagen gemaakt. En we zien dat meerdere industriële partijen de e-boiler hebben ontdekt. Ook dat is fijn.”
Amelie Veenstra, strategisch adviseur bij branchevereniging Holland Solar, vult aan: “Mede door netcongestieproblemen is de bewustwording over (het belang van) elektrificatie de laatste jaren enorm gegroeid. Zaken als flexibiliteit en efficiënt gebruik van het huidige elektriciteitsnet staan tegenwoordig prominent op de agenda, bijvoorbeeld in de vorm van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. Daarnaast heeft de zonne-energiesector echt sprongen gemaakt op het gebied van schaal, innovatie en professionaliteit.”
Stip op de horizon
Genoeg te vieren dus. Maar tegelijkertijd is er nog heel veel werk te verzetten. Zo heeft de overheid nog steeds geen stip op de horizon gezet voor elektrificatie. Niet voor 2030 en niet voor 2050. En dat terwijl die er voor andere aspecten van de energietransitie wel zijn. “Zo dreigt elektrificatie de underdog van de energietransitie te worden”, stelt Otten. “Terwijl het de belangrijkste sleutel tot succes is, zeker voor de industrie.”
Veenstra sluit zich daarbij aan: “Voor alle bedrijven, sectoren en markten die dit moeten waarmaken, is duidelijkheid enorm belangrijk. Wat moeten we bereiken? Wanneer? En op welke overheidssteun kunnen we rekenen? Als je dat weet, kan je plannen maken en (belangrijker nog) aan de slag gaan. Een beleidsdoel vanuit de overheid zou daar enorm bij helpen, dán komt de markt in beweging. Het geeft richting en schept duidelijkheid over de toekomstige elektriciteitsvraag en mogelijke knelpunten. Maar (mede) doordat die ambitie ontbreekt, wordt er vooralsnog te weinig geïnvesteerd.”
Complementair ontwikkelen
Het stellen van een beleidsdoel is niet de enige belangrijke taak die de rijksoverheid heeft, stelt Londo. Het heeft ook een belangrijke rol als initiator, verbinder en regisseur van het elektrificatieproces. “Neem bedrijventerreinen”, zegt hij. “Daar vind je kleine industrie, transportbedrijven, mkb’ers, een stukje gebouwde omgeving… Die kunnen individueel met elektrificatie aan de slag gaan, maar de slagkracht is vele malen groter als ze dat gezamenlijk doen. De overheid kan dergelijke samenwerkingen bij uitstek faciliteren.”
“De markt kan heel veel zelf oppakken en oplossen, maar de transitie moet wel gecoördineerd worden”, vult Otten aan. “De overheid beschikt over de middelen om dat te doen. Met verleiden en beprijzen kan het de markt de juiste richting opsturen. Die rol van regisseur is juist bij elektrificatie onmisbaar. Het is namelijk essentieel dat de vraag-, transport- en aanbodkant parallel aan elkaar met elektrificatie aan de slag gaan.”
“Complementair ontwikkelen noemen we dat en we kunnen niet zonder”, zegt Veenstra. “Want als het aanbod van hernieuwbare energie te ver vooruit loopt, stuit het op een keer op een gebrek aan vraag. Dan stappen investeerders niet meer in, omdat er teveel onzekerheid is. Als we écht vaart willen maken, moeten we op alle fronten tegelijkertijd aan de bak. En daar is goede regie voor nodig.”
Flexibiliteit benutten
Veenstra vindt daarnaast dat de potentie van flexibiliteit aan de vraagkant nog veel beter benut kan worden. “Elektrificatie van de industrie biedt ontzettend veel kansen op dat gebied. Ik hoorde laatst nog over een kwekerij in Leimuiden die met netbeheerder Liander had afgesproken om zijn kassen voortaan ’s nachts te verlichten. Dat scheelde zoveel op de piekbelasting dat er meteen negen nieuwe bedrijven aangesloten konden worden. Van dat soort initiatieven hebben we er veel meer nodig.”
“Er zijn zoveel mogelijkheden, maar vooralsnog grijpen we die nauwelijks”, vervolgt ze. “Het bewustzijn over de potentie van flexibiliteit is fors toegenomen de laatste jaren, dat is goede nieuws. Maar nu is het tijd voor actie.”
Tijd voor actie
Volgens Otten beperkt dat zich niet alleen tot het vraagstuk van flexibiliteit. “Het is tijd voor actie over de volle breedte, want 2030 komt nu echt dichterbij”, zegt ze. “In de aankomende jaren moeten we grote slagen maken op het gebied van elektrificatie. En tegelijkertijd moeten we ook plannen gaan maken voor ná 2030, want ook tot en met 2050 staat ons een grote opgave te wachten.”
Om die transities succesvol te maken, is ontzettend veel kennis en kunde nodig. Het is dan ook noodzakelijk dat we aardgas nu voorgoed achter ons laten, zegt Londo. “Aardgas is natuurlijk decennialang onze grote vriend geweest. Het is lange tijd spotgoedkoop geweest en het is een gemakkelijk product, omdat aardgascentrales gemakkelijk aan en uit te schakelen zijn. Elektrificatie is een stuk complexer, vraagt om ingrijpende systeemveranderingen en zal het hart van bedrijfsprocessen raken. Maar we moeten er wel mee aan de slag.”