Gemeenten moeten voor eind 2021 een warmtetransitieplan ontwikkelen, met een routekaart voor het traject richting aardgasvrij in 2050. Het gros van de gemeenten kiest hierbij voor een wijkgerichte aanpak, waarbij per wijk wordt aangegeven wanneer deze “van het aardgas af gaat”.
Leidraad om gemeenten te ondersteunen
Bij alle wijken die aardgasvrij moeten worden zullen aanpassingen nodig zijn in energie-infrastructuur (netwerk) en gebouwen. Vooral de noodzakelijke aanpassingen in de gebouwen vormt een enorme opgave. Gemeenten zullen hierin een regierol moeten nemen, maar de benodigde investeringen zullen grotendeels door gebouweigenaren moeten worden gedaan. In dit rapport is de aanzet gegeven voor een “Leidraad” die gemeenten ondersteunt bij de transitie van de particuliere woningvoorraad.
Uit een analyse van de specifieke knelpunten voor deze doelgroep concluderen de onderzoekers dat er bijna altijd individueel maatwerk nodig is, zowel wat betreft de technische oplossingen voor de woning als voor de financiële oplossingen. Daarnaast zijn er ook forse onzekerheden in technische en financiële zin die eigenaren terughoudend zullen maken. Ook de informatieverstrekking naar deze doelgroep is lastig door de grote mate van variatie in oplossingen en voorkeuren.
Collectiviteit als kans
Een zekere mate van collectiviteit zou aanzienlijke voordelen kunnen bieden in technisch en organisatorisch opzicht en zou ook onzekerheden voor woningeigenaren sterk kunnen verminderen. In het rapport wordt bij ontzorging en een (deels) collectief aanbod voor de woningeigenaar gesproken over een “arrangement”.
Op basis van de analyses en de lessen uit het bestaande aanbod zijn mogelijkheden schetst hoe een gemeente de groep van particuliere eigenaren kan benaderen in een wijk die men voor 2030 van het aardgas af wil hebben. Dat is gebeurd aan de hand van vier beleidsvarianten die zijn opgesteld door twee assen te beschouwen waarop de beleidsaanpak gekarakteriseerd kan worden, namelijk:
- de mate van verplichting m.b.t. de te bereiken eindsituatie (“sterk verplicht” versus “flexibel einddoel”), en
- de wijze waarop men het beleidsdoel tracht te realiseren (“eigen verantwoordelijkheid” vs. “ontzorging en collectief aanbod”).
Op deze manier krijgen we de onderstaande vier beleidsvarianten:
Voor elk van deze vier beleidsvarianten zijn achtereenvolgens de uitgangspunten voor beleid, de noodzakelijke randvoorwaarden, de kenmerken van een bijbehorend arrangement volgens ons eerdere schema, en ten slotte de respectievelijke voor- en nadelen van deze aanpak beschreven.
Meer informatie
- Meer informatie over het project vind je in de projectendatabase.
- De eindrapportage is hier te lezen