Zon-op-dak projecten komen vaak in de knel door aanvullende eisen vanuit verzekeraars. Dat wil dit onderzoek doorbreken. Het onderzoek geeft verzekeraars en ontwikkelaars van zonnestroomsystemen op het dak van bedrijfshallen handvatten bij de ontwikkeling van projecten. Het onderzoek waarschuwt bovendien voor een vertraging van de energietransitie in Nederland.
De kans van zon op bedrijfshallen
Volgens de Regionale Energie Strategieën kan zon op bedrijfsdaken meer dan 25% van de benodigde hernieuwbare elektriciteit voor 2030 leveren. De afgelopen jaren is het zonnestroomvermogen in Nederland enorm gegroeid: van 0,3 GWp in 2012 naar 10,7 GWp in 2020. Dit vermogen bestaat voor 40% uit grote installaties (>15kWp) op daken van bedrijfspanden.
Voorbij het verzekeringsknelpunt
Een groeiend knelpunt bij het ontwikkelen van grote zon-op-dak projecten zijn de aanvullende eisen (en daaruit volgende extra kosten) die aan eigenaren van bedrijfshallen worden opgelegd ten aanzien van de opstalverzekering. TKI Urban Energy heeft met hulp van Bureau Berenschot uitgezocht waarom deze aanvullende eisen worden gesteld. In een vervolgtraject gaat TKI Urban Energy aan de slag met het verbeteren van de monitoring van brandoorzaken en het opstellen van brandveiligheidsnormen.
Michiel Kirch, directeur TKI Urban Energy: “Iedereen is het eens dat zon-op-dak een boost moet krijgen. Op dit moment leidt de impasse tussen verzekeraars en ontwikkelaars tot een onwenselijke vertraging van grootschalige opwek met behulp van zon op bedrijfshallen. Wij nodigen verzekeraars, gebouweigenaren en installateurs uit om het vervolgtraject te steunen met kennis en data. Want we moeten denken in oplossingen om zon-op-dak projecten die vertragen door dit verzekeringsknelpunt toch door te laten gaan.”
Belangrijkste bevindingen op een rij
- Er is de afgelopen jaren sprake van een verhardende verzekeringsmarkt met een afname van de verzekeringscapaciteit in Nederland. Verzekeraars worden hierdoor gedwongen om scherper naar de af te dekken risico’s in hun portefeuille te kijken.
- Installateurs bouwen veilige zonnestroomsystemen. Verzekeraars echter kijken niet alleen naar de veiligheid van het zonnestroomsysteem maar naar het gebouw als geheel inclusief de onderliggende functie. Zijn er bijvoorbeeld waardevolle goederen in het gebouw opgeslagen of dreigt er gevaar voor mensen in het gebouw bij een calamiteit, dan worden er vaak extra eisen gesteld, bovenop wat wettelijk is vastgelegd.
- Bij het ontwikkelen van een zonnedak moet en kan in de businesscase meer rekening gehouden worden met andere veiligheidsaspecten van het gebouw, zoals isolatie en draagkracht van het dak. Dat is ook een kans, maar het moet wel gefinancierd worden. Subsidieregelingen (zoals de SDE) houden hier op dit moment onvoldoende rekening mee waardoor de ontwikkeling van zonnedaken op bedrijfshallen minder aantrekkelijk wordt gemaakt.
- Informatie over branden ontbreekt. Als een brand op het dak ontstaat, wordt de oorzaak meestal niet voldoende in detail vastgelegd. Dit gebrek aan informatie zorgt ervoor dat verzekeraars ‘het zekere voor het onzekere nemen’ en extra zware eisen gaan stellen. Er is vooralsnog geen aanleiding om te concluderen dat zonnedaken vaker in brand staan dan daken zonder zonnepanelen.
- Er is geen brandveiligheidsnorm voor zonnedaken. Individuele verzekeraars maken daarom ieder hun eigen afweging in wat er wel en niet verzekerd wordt en onder welke voorwaarden. Dit geeft veel ruimte voor eigen interpretatie door betrokkenen en maakt dat verzekeraars het zekere voor het onzekere nemen en de eisen strak zetten. Dit maakt het voor installateurs dan weer lastig om een zonnedak zo te ontwerpen dat het verzekerbaar is.